Platform Modernisering Strafvordering

Pmsv

Rubrieken

De positie van ouders in het nieuwe Wetboek van Strafvordering vanuit Europese wetgeving bezien02/2019

N.U. van Capelleveen
Trefwoorden: jeugdstrafprocesrecht, modernisering Wetboek van Strafvordering, Richtlijn (EU) 2016/800, ouders, recht op een eerlijk proces

    In het conceptwetsvoorstel tot vaststelling van Boek 6 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt veel aandacht besteed aan de positie van ouders in het jeugdstrafproces. Bij het opstellen van deze bepalingen heeft de wetgever de tekst van Richtlijn (EU) 2016/800 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure niet meegenomen, terwijl deze richtlijn belangrijke waarborgen bevat om te verzekeren dat jeugdige verdachten hun recht op een eerlijk proces kunnen uitoefenen. In dit artikel wordt nader ingegaan op de voorgestelde bepalingen rondom de positie van ouders in het conceptwetsvoorstel en wordt onderzocht in hoeverre deze positie in overeenstemming is met de Europese richtlijn.

N.U. van Capelleveen

N.U. van Capelleveen is masterstudent Jeugdrecht en student-assistent afdeling Jeugdrecht aan de Universiteit Leiden.

Modernisering Strafvordering: de bevoegdheden met betrekking tot het lichaam en het ongemotiveerd uithollen van waarborgen02/2019

Mr. dr. S. Brinkhoff
Trefwoorden: opsporing, ernstige bezwaren, strafvorderlijk onderzoek in en aan het lichaam, DNA-onderzoek, modernisering strafvordering

    In het zesde hoofdstuk van Boek 2 van het concept-Wetboek van Strafvordering staan de strafvorderlijke bevoegdheden centraal die betrekking hebben op het lichaam. Voor een groot deel zijn de thans bestaande bevoegdheden samengebracht in één hoofdstuk en worden er maar een paar nieuwe bevoegdheden gecreëerd. In dit artikel wordt belicht dat tamelijk geruisloos en bovendien eenzijdig vanuit het perspectief van opsporingsbelangen op een aantal plekken de geldende waarborgen worden verminderd. Betoogd wordt dat daar niet te lichtvaardig toe moet worden overgaan. Zeker niet zonder deugdelijke onderbouwing en zeker niet bij bevoegdheden die een forse inbreuk maken op de lichamelijke integriteit van een verdachte burger. Het laten vervallen van de eis van het bestaan van ernstige bezwaren is in dit opzicht de meest fundamentele voorgestelde wijziging. Op dit punt verdient het de voorkeur dat de voorstellen van de wetgever worden bediscussieerd en zo nodig worden bijgestuurd.

Mr. dr. S. Brinkhoff

Mr. dr. S. Brinkhoff is als universitair hoofddocent straf(proces)recht verbonden aan de Open Universiteit.

Wettelijk overgangsrecht en rechterlijke anticipatie ter zake van het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering02/2019

Mr. M.J. Borgers en Prof. mr. T. Kooijmans
Trefwoorden: overgangsrecht, anticipatie, rechterlijke anticipatie, modernisering strafvordering

    De inwerkingtreding van het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering zal gepaard gaan met vragen van overgangsrechtelijke aard. Op dit moment heeft de minister nog niet voorzien in overgangsrecht. In deze bijdrage wordt besproken hoe de contouren van dat overgangsrecht eruit zouden kunnen zien. Daarnaast wordt de vraag besproken in hoeverre de rechter, voorafgaand aan de inwerkingtreding, kan anticiperen op het gemoderniseerde wetboek bij de uitleg van de huidige wettelijke bepalingen.

Mr. M.J. Borgers

Mr. M.J. Borgers is raadsheer in de Hoge Raad.

Prof. mr. T. Kooijmans

Prof. mr. T. Kooijmans is hoogleraar straf(proces)recht aan Tilburg University.

Schikken of beschikken?02/2019

Buitengerechtelijke afdoening van grote en bijzondere strafzaken in een gemoderniseerd Wetboek van Strafvordering

Mr. dr. E. Sikkema en Mr. dr. W.S. de Zanger
Trefwoorden: buitengerechtelijke afdoening, transactie, strafbeschikking, modernisering Wetboek van Strafvordering

    In deze bijdrage onderwerpen auteurs de voorstellen voor een gemoderniseerde regeling van buitengerechtelijke afdoening, zoals deze op hoofdlijnen zijn uiteengezet in de beleidsreactie van de minister van Justitie en Veiligheid op de evaluatie van de Wet OM-afdoening, aan een kritische analyse (par. 3). Eerst komen de twee vormen van buitengerechtelijke afdoening: de transactie van artikel 74 Sr (par. 2) en de strafbeschikking, aan bod: de huidige praktijk daarvan en de kritiek die daarop bestaat. Vervolgens komen de plannen ter modernisering van het Wetboek van Strafvordering aan de orde. Besproken worden de aangekondigde wijzigingen in de regeling van de transactie en de strafbeschikking. De belangrijkste voorstellen worden nader beschouwd in het licht van de wetenschappelijke discussie over hoge transacties en de wenselijkheid van rechterlijke toetsing daarvan. Tot slot wordt een eigen standpunt geformuleerd ten aanzien van de toekomstige regeling van buitengerechtelijke afdoening in het gemoderniseerde wetboek.

Mr. dr. E. Sikkema

Mr. dr. E. (Eelke) Sikkema is als universitair docent verbonden aan het Utrecht Centre for Accountability and Liability Law en het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, Universiteit Utrecht. Vanaf 1 november 2018 is hij gedetacheerd bij de Afdeling advisering van de Raad van State.

Mr. dr. W.S. de Zanger

Mr. dr. W.S. (Wouter) de Zanger is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan het Utrecht Centre for Accountability and Liability Law en het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, Universiteit Utrecht. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven

Modern beslissen in hoger beroep en cassatie04/2019

Mr. D. Bektesevic en Mr. M. Berndsen
Trefwoorden: hoger beroep, cassatie, beslismodel, fuikwerking

    Deze bijdrage is in hoofdzaak gewijd aan de in het conceptwetsvoorstel Modernisering Strafvordering voorgestelde veranderingen in de beslisschema’s in hoger beroep en cassatie. Daartoe worden eerst kort en op hoofdlijnen de geschiedenis en de huidige situatie van beide beslisschema’s geschetst, waarna het conceptwetsvoorstel en de bijbehorende memorie van toelichting worden geanalyseerd. In het bijzonder wordt stilgestaan bij de invloed van de veranderingen in hoger beroep op de procedure en de (on)mogelijkheden om oordelen van het hof ter toetsing voor te leggen aan de Hoge Raad. De bijdrage besluit met enkele conclusies.

Mr. D. Bektesevic

Mr. D. (Dino) Bektesevic is advocaat bij De Roos & Pen te Amsterdam.

Mr. M. Berndsen

Mr. M. (Michael) Berndsen is advocaat bij Meijers Canatan Advocaten te Amsterdam.

Het professionele verschoningsrecht in het nieuwe wetboek05/2019

Mr. dr. N.A.M.E.C. (Nathalie) Fanoy
Trefwoorden: geheimhoudingsplicht advocaat, professionele verschoningsrecht, Modernisering Wetboek van Strafvordering, getuigenverhoor, doorzoeking en inbeslagneming

    In de conceptwetsvoorstellen tot vaststelling van Boek 1, 2 en 6 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering is een aantal voorstellen gedaan voor een nieuwe regeling van het ‘professionele verschoningsrecht’: het verschoningsrecht van bepaalde beroepsbeoefenaren met een vertrouwenspositie die in het kader van hun beroepsuitoefening een geheimhoudingsplicht hebben. Deze bijdrage gaat in op de voorgestelde bepalingen die betrekking hebben op het professionele verschoningsrecht bij het getuigenverhoor en bij een doorzoeking en inbeslagneming bij professioneel verschoningsgerechtigden dan wel ‘derden’. De nadruk ligt op de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van de advocaat. De wetgever beoogt met de voorgestelde bepalingen de reikwijdte en de omvang van het verschoningsrecht te verduidelijken en in overeenstemming te brengen met recente ontwikkelingen in jurisprudentie en rechtspraktijk. In de bijdrage worden de voorstellen nader beschouwd in het licht van deze doelstelling.

Mr. dr. N.A.M.E.C. (Nathalie) Fanoy

Mr.dr. (Nathalie) A.M.E.C. Fanoy is advocaat te Amsterdam, gespecialiseerd in tucht- en gedragsrecht. In 2017 promoveerde zij op het onderwerp ‘De geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van de advocaat’.

Een voorzet voor de modernisering van het jeugdstrafprocesrecht in lijn met het IVRK en met oog voor de knelpunten in de praktijk06/2019

Mr. dr. J. uit Beijerse en Mr. C.L. van der Vis
Trefwoorden: jeugdige verdachten, buitengerechtelijke afdoening, IVRK, jeugdstrafzitting, EU-Richtlijn procedurele waarborgen jeugdige verdachten

    In deze bijdrage wordt een voorzet gedaan om de modernisering van het jeugdstrafprocesrecht nog meer in lijn te brengen met de uit het IVRK voortvloeiende eisen. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan de plaats van het jeugdstrafprocesrecht in het voorgestelde wetboek, aan de bijzondere positie van de buitengerechtelijke afdoening van jeugdstrafzaken door het Openbaar Ministerie en worden voorstellen gedaan met het oog op diverse zich in de jeugdstrafprocespraktijk voordoende knelpunten.

Mr. dr. J. uit Beijerse

Mr. dr. J. (Jolande) uit Beijerse is als universitair hoofddocent straf- en strafprocesrecht verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Mr. C.L. van der Vis

Mr. C.L. (Chantal) van der Vis was student-assistent en is thans wetenschappelijk docent bij de sectie strafrecht van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

De eeuwige discussie over de toetsingsomvang bij beklag tegen niet-vervolging08/2019

Mr. dr. W. Geelhoed
Trefwoorden: beklag tegen niet-vervolging, vervolgingsbeslissing, modernisering Wetboek van Strafvordering, slachtofferrechten, bestuursprocesrecht

    Het project Modernisering Strafvordering beoogt de vervolgingsbeslissing op meerdere punten te wijzigen. Dat geldt echter niet voor de manier waarop het hof in beklagzaken de beslissing tot niet-vervolging moet toetsen. De toetsingsomvang blijft waarschijnlijk het beste als ‘vol’ te karakteriseren, hoewel andere interpretaties niet zijn uitgesloten. Deze bijdrage werpt een blik op eerdere discussies over de toetsingsomvang in beklagzaken. Verder wordt, aan de hand van een beschouwing van de procedure van administratief beroep, het argument verworpen dat in beklagzaken een marginale toetsing zou moeten worden gehanteerd vanwege het feit dat de beklagprocedure gelijkenis vertoont met bestuursrechtelijke procedures.

Mr. dr. W. Geelhoed

Mr. dr. W. (Pim) Geelhoed is universitair docent straf- en strafprocesrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Zaken oplossen met behulp van de DNA-databank: een pleidooi voor een brede inhoudelijke discussie over de voorgenomen wijziging van de Wet DNA-V11/2019

Mr. M. Goos MM en Prof. mr. L. Stevens
Trefwoorden: Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, DNA-databank, conservatoire afname, opsporing, DNA

    Op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-V) worden DNA-celmateriaal en DNA-profielen van veroordeelden bewaard. Omdat sommige veroordeelden onvindbaar blijken voor de afname van hun celmateriaal zal vermoedelijk de wet worden aangepast opdat conservatoire afname mogelijk wordt. DNA wordt dan reeds afgenomen tijdens het opsporingsonderzoek maar pas verwerkt na veroordeling. Deze bijdrage plaatst de discussie over de juridische en praktische houdbaarheid van de conservatoire afname in een breder perspectief, namelijk die van de oorspronkelijke doelstellingen van de Wet DNA-V en de vraag naar de mogelijkheden van het afnemen én het reeds verwerken van DNA-celmateriaal tijdens het opsporingsonderzoek.

Mr. M. Goos MM

Mr. M. Goos MM is juridisch adviseur bij de nationale politie en namens de politie betrokken bij de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Hij schreef deze bijdrage op persoonlijke titel.

Prof. mr. L. Stevens

Prof. mr. L. Stevens is hoogleraar straf(proces)recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam.