Platform Modernisering Strafvordering

Pmsv

Rubrieken

Een moderne inbeslagneming van voorwerpen03/2018

Mr. dr. J.S. Nan
Trefwoorden: Strafvorderlijk beslag, Beslagene, Civiel conservatoir beslag, Modernisering Wetboek van Strafvordering, Beslag op voorwerpen

    Degene ten laste van wie voorwerpen strafvorderlijk in beslag zijn genomen, heeft een bijzondere zwakke positie. Na een vergelijking met het civiele, conservatoire beslag, wordt de nieuwe conceptregeling inzake Modernisering Wetboek van Strafvordering besproken. Daarbij worden verdergaande voorstellen gedaan om de positie van de beslagene c.q. rechthebbende te versterken.

Mr. dr. J.S. Nan

Mr. dr. J.S. Nan is universitair hoofddocent straf(proces)recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en (cassatie)advocaat bij Wladimiroff Advocaten te Den Haag. Hij is redacteur van dit tijdschrift.

Een waarschuwende strafrechter03/2018

Mr. J.H. Janssen
Trefwoorden: Voorlopige hechtenis, Schorsing, Vrijheidsbeperkende maatregelen, Vrijheidsbeneming, Wetsvoorstel

    Afschaffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis leidt niet tot het doel dat de wetgever zegt met de wijziging voor ogen te hebben. Het effect zou in veel gevallen zelfs kunnen zijn dat de nadruk meer komt te liggen op daadwerkelijke vrijheidsbeneming en minder op vrijheidsbeperking. Een ander gevaar dat dreigt is dat gemakkelijk tot onnodige vrijheidsbeperkende maatregelen wordt overgegaan. Ook kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de effectiviteit van de vrijheidsbeperkende maatregelen als er voor de verdachte geen concreet zicht is op vrijheidsbeneming. Deze averechtse effecten kunnen niet de bedoeling van de wetgever zijn en kunnen worden voorkomen.

Mr. J.H. Janssen

Mr. J.H. Janssen is senior rechter A in de Rechtbank Rotterdam. Hij geeft in dit artikel een persoonlijke visie op het onderwerp.

Wel ambitieus, niet visionair. De digitalisering in Modernisering Strafvordering.03/2018

Prof. mr. E.F. Stamhuis
Trefwoorden: digitalisering, rechtspraak, strafrecht, man machine cooperation, modernisering strafvordering

    In deze opiniërende bijdrage wordt kort beschreven hoe het project Modernisering Strafvordering aan de digitalisering van de strafrechtspleging bijdraagt. Verder komt de experimenteerbepaling aan de orde. Wat echter ontbreekt, is een visie op de volgende stap in de ontwikkeling, waarin de technologie de menselijke beslissing verder kan vervangen. Met behulp van vier trefwoorden wordt aangegeven welke onderwerpen voor een visie relevant zijn: veiligheid, verbeelding, verantwoordelijkheid en vertrouwen.

Prof. mr. E.F. Stamhuis

Prof. mr. E.F. Stamhuis is hoogleraar Law & Innovation aan de Erasmus School of Law.

De codificatie van rechtsbeginselen in het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering03/2018

Mr. A. Das
Trefwoorden: strafprocesrecht, Modernisering Wetboek van Strafvordering, rechtsbeginselen, grondslagen strafvordering, normering opsporing

    In het conceptvoorstel voor de Boeken 1 en 2 van het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering wordt voorgesteld verschillende rechtsbeginselen te codificeren. In deze bijdrage wordt dit voorstel kritisch doorgelicht, op basis waarvan verschillende discussiepunten worden aangedragen. Ten aanzien van de rechtsbeginselen in Boek 1 blijken er fundamentele bezwaren te bestaan, die de vraag rechtvaardigen of overwogen moet worden het voorstel op dit punt niet door te zetten. Ten aanzien van de rechtsbeginselen in Boek 2 oogt het voorstel zowel naar inhoud als plaats in het wetboek enigszins willekeurig. Een meer systematische en beter zichtbare doordenking van het voorstel zou hier verandering in kunnen brengen.

Mr. A. Das

Mr. A. Das is docent/onderzoeker aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

De hulpofficier van justitie ‘nieuwe stijl’ en de modernisering van het Wetboek van Strafvordering03/2018

Mr. dr. J.M.W. Lindeman
Trefwoorden: Opsporing, Politie, Hulpofficier, Openbaar Ministerie, Modernisering Strafvordering

    De hulpofficier van justitie is een zeer belangrijke figuur in de Nederlandse strafrechtspleging. Ondanks de soms vergaande bevoegdheden van de hulpofficier is er weinig duidelijkheid over de competenties waarover de 4000 Nederlandse hulpofficieren moeten beschikken. Al in 2013 is door minister, politie en OM aangekondigd dat er gewerkt gaat worden aan een officier ‘nieuwe stijl’, met een versterkte rol en gekoppeld aan een nieuwe, betere opleiding. Welke visie aan deze versterking ten grondslag ligt, is echter niet bekend. Desalniettemin wordt ook in de moderniseringsoperatie voor het Wetboek van Strafvordering gezinspeeld op de nieuwe, versterkte positie van de hulpofficier. In dit artikel wordt ingegaan op de rol van de hulpofficier en (het gebrek aan) de discussie daarover. Vervolgens worden de plannen voor de versterkte rol van de hulpofficier (voor zover bekend) besproken en worden de in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering voorgestelde veranderingen tegen het licht gehouden. Door een gebrek aan (informatie over een) duidelijke visie en een rommelig toegelicht conceptwetsvoorstel is het vooralsnog lastig om enthousiast te worden.

Mr. dr. J.M.W. Lindeman

Mr. dr. J.M.W. Lindeman is universitair docent Straf(proces)recht aan de UU/assistant professor in Criminal Law at UU.

Het toezicht op de strafvorderlijke overheid: een modern artikel 359a Sv?03/2018

Mr. M. Samadi
Trefwoorden: Strafprocesrecht, Modernisering Wetboek van Strafvordering, Vormverzuimen, Onrechtmatig handelen politie, Artikel 359a Sv

    In het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering heeft de wetgever zich ook gewaagd aan het veelbesproken thema van vormverzuimen en de strafprocessuele gevolgen van onrechtmatig strafvorderlijk overheidsoptreden. Deze bijdrage geeft een globale uiteenzetting van de voorgestelde wijzigingen van artikel 359a Sv en bespreekt deze wijzigingen in het licht van de in de literatuur geconstateerde problemen inzake de rechterlijke controle op vormverzuimen.

Mr. M. Samadi

Mr. M. Samadi is als promovendus werkzaam bij het Instituut voor Strafrecht en Criminologie van de Universiteit Leiden. Zij doet onderzoek naar de normering van het strafvorderlijk handelen van de overheid en de wijze waarop wordt toegezien op de naleving van die normen.

Het verlofstelsel in hoger beroep is dood, leve het verlofstelsel01/2018

Mr. dr. G. Pesselse
Trefwoorden: verlofstelsel, hoger beroep, grievenstelsel, artikel 410a Sv artikel 14 lid 5 IVBPR, artikel 2 Zevende Protocol EVRM, artikel 6 EVRM

    Dat het verlofstelsel van artikel 410a Sv wordt afgeschaft, is zo goed als zeker. Vrijwel niemand zal er rouwig om zijn. Met de afschaffing van het verlofstelsel in hoger beroep verdwijnt het fenomeen verlofstelsels in het algemeen echter niet van het toneel. Sterker nog, het in de modernisering voorgestelde gematigde grievenstelsel in hoger beroep draagt de kiemen voor een nieuw verlofstelsel in zich. De vraag is: moet het conceptwetsvoorstel voor Boek 5 van het Wetboek van Strafvordering over rechtsmiddelen worden aangevuld met een nieuw verlofstelsel, nu wél behoorlijk vormgegeven?

Mr. dr. G. Pesselse

Mr. dr. G. (Geert) Pesselse is wetenschappelijk medewerker bij de afdeling strafrecht van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch en research fellow bij het Onderzoekscentrum voor Staat en Recht (SteR), Radboud Universiteit Nijmegen. De auteur promoveerde op 16 februari 2018 in Nijmegen op een proefschrift getiteld ‘Verlofstelsels in strafzaken’, waarnaar in dit artikel veelvuldig wordt verwezen.

Voorlopige vrijheidsbeperking vooropgesteld04/2018

Mr. dr. S. Meijer
Trefwoorden: voorlopige vrijheidsbeperking, voorlopige hechtenis, schorsing, Modernisering Strafvordering, ultimum remedium

    De regeling van de voorlopige hechtenis verandert mogelijk ingrijpend, blijkens het conceptwetsvoorstel tot vaststelling van Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. De rechter krijgt ingevolge dit voorstel de mogelijkheid om in plaats van de voorlopige hechtenis de voorlopige vrijheidsbeperking te bevelen en de schorsing van de voorlopige hechtenis komt te vervallen. De ultimum remedium-gedachte rechtvaardigt dat gekozen wordt voor een systeem waarin de voorlopige vrijheidsbeperking voorop staat. Dat stelsel geniet ook op Europees niveau de voorkeur. De keuze voor dit systeem is evenwel niet geheel zonder risico’s en het vooropstellen van de voorlopige vrijheidsbeperking zal de praktijk ook voor nieuwe uitdagingen stellen. In deze bijdrage worden deze risico’s besproken en wordt een aantal aanbevelingen gedaan tot aanpassing van het voorliggende conceptwetsvoorstel.

Mr. dr. S. Meijer

Mr. dr. S. Meijer is universitair docent straf(proces)recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam, raadslid van de afdeling Advies Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming en rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Amsterdam.

Berecht kwetsbare verdachten a.u.b. alleen volwaardig04/2018

Mr. dr. M.J.F. van der Wolf
Trefwoorden: psychisch gestoorde verdachten, procesonbekwaamheid, procedurele waarborgen, opname in een psychiatrisch ziekenhuis, opportuniteitsbeginsel

    Een bekende juridische publicist schreef onlangs dat alleen ‘volwaardige’ verdachten zouden moeten worden berecht door de Nederlandse rechter. Hij beschrijft dat de mogelijkheden die het Openbaar Ministerie ter beschikking staan om op grond van het opportuniteitsbeginsel en procesonbekwaamheid psychisch gestoorde verdachten buiten de strafrechter om te laten opnemen, zelden worden gebruikt. In dit artikel worden ontwikkelingen in juridische doctrine en wetgeving beschreven die zullen leiden tot meer aandacht voor kwetsbare verdachten. Daardoor zullen weliswaar meer kwetsbare verdachten het strafproces in geleid worden maar het betekent ook minder ingrijpende maatregelen om procesonbekwaamheid aan te pakken waarbij een belangenafweging plaatsvindt ten aanzien van het recht op een eerlijk proces. Niet de beklaagden moeten ‘volwaardig’ zijn, maar het proces, namelijk door procedurele waarborgen toe te passen die een eerlijk proces zullen opleveren.

Mr. dr. M.J.F. van der Wolf

Mr. dr. M.J.F. (Michiel) van der Wolf is universitair hoofddocent Strafrecht en forensische psychiatrie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, universitair docent Strafrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Amsterdam.

Het dossier als fundament voor de rechterlijke beslissing04/2018

D.A.G. van Toor PhD LLM BSc
Trefwoorden: Het strafdossier, Rechterlijke voorbereiding, Processtukken, Bevooroordeeld, Oordeelsvorming

    Het dossier speelt in het Nederlandse strafprocesrecht een centrale rol. Zonder het dossier kunnen de snelheid en de efficiëntie van het huidige (en toekomstige) strafproces niet worden gewaarborgd. De processtukken zijn leidend tijdens de voorbereiding van de rechters en de griffier voorafgaand aan en tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Deze werkwijze – het voorbereiden van het onderzoekt ter terechtzitting aan de hand van het dossier – volgt niet dwingend uit enige wettelijke bepaling. De rechterlijke voorbereiding van het onderzoek ter terechtzitting aan de hand van het dossier krijgt weinig aandacht in de rechtswetenschappelijke literatuur en het rechtspsychologische experimentele onderzoek. Hiervoor zou meer aandacht moeten bestaan omdat uit het wel beschikbare experimentele onderzoek blijkt dat de voorbereiding op basis van het dossier significante invloed heeft op het uiteindelijke rechterlijke oordeel. In deze bijdrage staat de kwestie centraal of de Modernisering van het Wetboek van Strafvordering aanpassingen in het wettelijk kader betreffende het dossier voorziet, en of deze aanpassingen veranderingen teweegbrengen in het gebruik van het dossier ten behoeve van de voorbereiding van het onderzoek ter terechtzitting.

D.A.G. van Toor PhD LLM BSc

D.A.G. (Dave) van Toor PhD LLM BSc is verbonden als wetenschappelijk medewerker Straf(proces)recht & Criminologie aan de Universität Bielefeld (Duitsland). Daarnaast is hij als research fellow verbonden aan het Onderzoekscentrum voor Staat en Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij was van september 2016 tot juni 2017 als buitengriffier werkzaam bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (locatie Breda).

KEI is dood, lang leve KEI!? Over de invloed van de digitalisering op het denkproces van griffiers en rechters06/2018

D.A.G. van Toor PhD LLM BSc
Trefwoorden: digitalisering, werkwijze van rechters, denken met handen

    De wetgever zet in de modernisering van het Wetboek van Strafvordering in op het digitaliseren van het strafproces. Volgens de Raad voor de rechtspraak is digitalisering van juridische procedures ‘een onontkoombare ontwikkeling die maatschappelijk zeer gewenst is’. In de discussie over de digitalisering van juridische procedures wordt echter geen aandacht besteed aan het feit dat het ‘denken met handen’ en ‘denken met het hoofd’ geen alternatieve werkwijzen maar complementaire werkwijzen zijn.

D.A.G. van Toor PhD LLM BSc

D.A.G. (Dave) van Toor PhD LLM BSc is als wetenschappelijk medewerker Straf(proces)recht & Criminologie verbonden aan de Universität Bielefeld (Duitsland). Daarnaast is hij als research fellow verbonden aan het Onderzoekscentrum voor Staat en Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen.

‘Keeping up appearances’? De verschijningsplicht van de verdachte bij de terechtzitting en de uitspraak06/2018

Mr. dr. M. van Noorloos
Trefwoorden: aanwezigheidsrecht, verschijningsplicht, onschuldpresumptie, slachtoffers

    De modernisering van het Wetboek van Strafvordering is aangegrepen om een principieel vraagstuk uit de regeling over de berechting te herzien: de verplichte aanwezigheid van de verdachte bij het onderzoek ter terechtzitting en bij de openbare uitspraak. In deze bijdrage wordt onderzocht wat de inhoud en achtergrond van deze voorstellen zijn en wordt een oordeel gegeven over deze verschijningsplichten in het licht van de verschillende rationales die een verschijningsplicht zou kunnen vervullen – rationales die op hun beurt voortvloeien uit de functies van het straf(proces)recht. Daarbij wordt ook ingegaan op de mogelijke neveneffecten en de risico’s voor fundamentele rechten (met name de onschuldpresumptie).

Mr. dr. M. van Noorloos

Mr. dr. M. (Marloes) van Noorloos is universitair hoofddocent straf(proces)recht aan Tilburg University

Cassatie in het nieuwe Wetboek van Strafvordering08/2018

Mr. A.J.A. van Dorst
Trefwoorden: cassatieprocedure, rechtstreeks cassatieberoep, cassatiegronden, prejudiciële vragen, facultatieve OM-conclusie

    Deze bijdrage gaat over voorgestelde wijzigingen ten aanzien van de cassatieprocedure en over enkele wenselijke wijzigingen die niet zijn voorgesteld. Eerst komt aan de orde (de onwenselijkheid van) het rechtstreeks cassatieberoep: de Hoge Raad niet als derde maar als tweede instantie, dus zonder tussenkomst van een appelrechter. In dat verband zal aandacht worden besteed aan de ingewikkelde cassatiedrempel in zaken betreffende overtredingen alsook aan het cassatieberoep in beklagzaken. Vervolgens wordt aandacht besteed aan het karakter van de cassatieprocedure; stilgestaan wordt bij (voorstellen die lijken te schuren met) het schriftelijke karakter van het cassatiegeding alsook bij de mogelijkheid tot tegenspraak. Daarna komt de regeling van de herstelbeslissing en de aanvulling langs. Dan komt de nieuwe regeling van de cassatiegronden aan bod, waarna tot slot aandacht wordt besteed aan wat in het verschiet ligt. Dat betreft de invoering van een cassatiebalie, de prejudiciële vragen en de facultatieve conclusie van het parket. Dat alles natuurlijk voor zover van belang met het oog op de behandeling van strafzaken.

Mr. A.J.A. van Dorst

Mr. A.J.A. (Leo) van Dorst is oud-vicepresident van de Hoge Raad.

De bewijsregeling in het concept-Wetboek van Strafvordering08/2018

Mr. dr. B. de Wilde
Trefwoorden: bewijs, bewijsstelsel, onmiddellijkheidsbeginsel, bewijsmiddelen, ondervragingsrecht

    In concept-Boek 4 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt een aangepaste bewijsregeling voorgesteld. Een aantal aspecten daarvan wordt in deze bijdrage besproken. Er wordt aandacht besteed aan de gebondenheid aan wettige bewijsmiddelen, het bewijscriterium, formele onmiddellijkheid, enkele specifieke bewijsmiddelen, bewijsminima, het recht getuigen te ondervragen, bewijsmotivering en het bewijs bij de schuldvaststelling in het kader van een strafbeschikking.

Mr. dr. B. de Wilde

Mr. dr. B. (Bas) de Wilde is universitair hoofddocent aan de Vrije Universiteit Amsterdam en rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Noord-Holland.

Herstelrechtvoorzieningen in het (nieuwe) Wetboek van Strafvordering: geen luxe maar noodzaak met het oog op de realisering van een humane rechtspleging08/2018

Mr. dr. J. Claessen
Trefwoorden: Herstelrecht(voorzieningen), Mediation in strafzaken, Wetboek van Strafvordering, Humane rechtspleging, Wetsvoorstel

    In deze bijdrage staat het herziene voorstel van wet centraal strekkende tot invoering van een nieuwe Titel – ‘Herstelrechtvoorzieningen’ – in het (nieuwe) Wetboek van Strafvordering. Het wetsvoorstel is in feite een ‘burgerinitiatiefwetsvoorstel’ en is geschreven door een initiatiefgroep bestaande uit medewerkers van de Universiteit Maastricht en Restorative Justice Nederland in samenwerking met een denktank van vele professionals werkzaam in de strafrechtspraktijk, onder wie rechters, officieren van justitie, advocaten, mediators, politiemedewerkers en gevangenispersoneel. De auteur zet in deze bijdrage niet alleen de proeve van wetgeving uiteen, maar plaatst deze ook binnen een passende rechtshistorische context en voorziet haar voorts van zijn persoonlijke commentaar en visie.

Mr. dr. J. Claessen

Mr. dr. J. Claessen is als universitair hoofddocent straf(proces)recht verbonden aan de capaciteitsgroep Strafrecht en Criminologie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Maastricht. Daarnaast is hij rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank Limburg en bestuurslid van Stichting Mens en Strafrecht.

Of/Of: de alternatieve kwalificatie09/2018

Mr. dr. J.G.H. Altena-Davidsen
Trefwoorden: Strafprocesrecht, Modernisering van strafvordering, Alternatieve kwalificatie, Kwalificatiebeslissing, Samengestelde tenlasteleggingen

    In het conceptwetsvoorstel voor Boek 4 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (de berechting) wordt het voorstel gedaan om een alternatieve kwalificatie mogelijk te maken. In deze bijdrage wordt, na een uiteenzetting van het geldende recht en de wijziging die het voorstel daarin moet aanbrengen, onderzocht of in de praktijk behoefte bestaat aan de mogelijkheid tot alternatieve kwalificatie. Die behoefte lijkt beperkt te zijn, en zich vooral voor te doen in de context van het gedifferentieerde stelsel van vermogensdelicten en deelnemingsvormen. Deze bijdrage werpt daarom de vraag op of het probleem, en bijgevolg de oplossing daarvan, niet eerder gelegen zijn in het materiële recht dan het strafprocesrecht. Op basis daarvan, alsmede op basis van een korte bespreking van mogelijke bezwaren tegen de alternatieve kwalificatie, wordt de stelling betrokken dat het voorstel nadere doordenking en onderbouwing behoeft.

Mr. dr. J.G.H. Altena-Davidsen

Mr. dr. J.G.H. Altena-Davidsen is universitair docent straf- en strafprocesrecht aan de Universiteit Leiden.

Modernisering van de beklagregeling ex artikel 12 Sv: ‘Full dress’ voor het slachtoffer?10/2018

Dr. R.S.B. Kool
Trefwoorden: klachtprocedure artikel 12 Sv, slachtofferrechten in het vooronderzoek, Grondslagen, vervolgingsmonopolie

    Met de invoering van de Wet Versterking Slachtoffers (VPS, 2010) hebben slachtoffers rechten gekregen waarmee zij inbreng kunnen hebben in het vooronderzoek. Daarnaast hebben zij de mogelijkheid om bij het uitblijven van vervolging of opsporing een klaagschrift in te dienen bij het hof in het kader van de artikel 12 Sv-procedure. Het voornemen van de minister is deze regeling te verruimen, onder andere om de staande jurisprudentie te codificeren. Hoewel de verruiming inhoudelijk bijval verdient, is nog onvoldoende sprake van een systematisch op elkaar betrekken van de klachtprocedure en de procespositie van het slachtoffer als belanghebbende bij het vooronderzoek. Handvatten daartoe kunnen worden ontleend aan het project Strafvordering 2001.

Dr. R.S.B. Kool

Dr. R.S.B. Kool is als universitair hoofddocent werkzaam bij het Willem Pompe Instituut en Ucall.

Beschouwing rapport Commissie-Koops: strafvordering in het digitale tijdperk11/2018

Mr. dr. J.J. Oerlemans
Trefwoorden: digitale opsporing, openbronnenonderzoek, beslag, data-analyse, big data

    De Commissie-Koops heeft onderzocht of het conceptwetsvoorstel Boek 2 voldoende rekening houdt met het digitale tijdperk anno 2018 en in de nabije toekomst. Dit artikel is een beschouwing op het rapport van de Commissie, waarbij de aanbevelingen met betrekking tot openbronnenonderzoek en het beslag op gegevensdragers uitgebreid besproken worden. Daarnaast wordt ingegaan op het fenomenen van de ‘dataficering’ van het opsporingsproces. In het artikel wordt antwoord gegeven op de vraag welke bijdrage het rapport heeft geleverd aan de modernisering van het Wetboek van Strafvordering.

Mr. dr. J.J. Oerlemans

Mr. dr. J.J. Oerlemans is als onderzoeker verbonden aan eLaw, het Centrum voor Recht en Technologie van de Universiteit Leiden.

Berechting door de enkelvoudige kamer12/2018

Dr. W.F. Korthals Altes
Trefwoorden: enkelvoudige kamer, politierechter, kantonrechter, mondelinge uitspraak, snelrecht

    De regeling van de berechting door de enkelvoudige kamer (politierechter en kantonrechter) wordt aanzienlijk vereenvoudigd door het opnemen van gemeenschappelijke regels, de verwijzing naar de algemene regels voor berechting en het schrappen van in onbruik geraakte procedures. Inhoudelijk en terminologisch blijft vrijwel alles bij het oude. De vraag is of deze aspecten niet ook moeten worden gemoderniseerd.

Dr. W.F. Korthals Altes

Dr. W.F. Korthals Altes is senior rechter bij de Rechtbank Amsterdam.

De elektronische betekening van gerechtelijke mededelingen: kanttekeningen bij een betrekkelijk nieuwe regeling12/2018

Drs. J.W. van Wetten
Trefwoorden: elektronische betekening, e-betekening, Wetboek van strafvordering, Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, Berichtenbox, Berichtenbox app, akte van uitreiking

    De auteur concludeert dat wanneer de huidige regeling van de e-betekening in ongewijzigde vorm in Hoofdstuk 9 van Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering zou worden opgenomen en in werking zal treden, niet verwacht mag worden dat deze in de praktijk enige toegevoegde waarde zal hebben. Bovendien kan worden geconcludeerd dat de regeling dermate techniekafhankelijk is geformuleerd dat deze in de weg staat aan de toepassing van een handige en gebruikersvriendelijke voorziening als de Berichtenbox app. Wenselijk is de regeling te herzien met als vertrekpunt dat het elektronisch ontvangen van gerechtelijke kennisgevingen geen geheel vrijblijvende aangelegenheid is voor de justitiabele. Het invoeren van een verplichting tot elektronische ontvangst voert wellicht te ver. Voorgesteld wordt aan een eenmaal gegeven instemming voor het elektronische ontvangen van gerechtelijke kennisgevingen de consequentie te verbinden dat de verzending van een kennisgeving door het Openbaar Ministerie voldoende is om een betekening in persoon aan te nemen. Dat zal het geval kunnen zijn indien de werking van de te gebruiken voorziening een grote mate van zekerheid biedt dat de kennisgeving de juiste persoon bereikt, dat – behoudens de mogelijkheid van een verstoring – de aan de persoon verzonden kennisgeving (doordat hij hiervan langs verschillende kanalen wordt genotificeerd) de persoon niet zal kunnen ontgaan en dat de verzending op bij wet voorschreven wijze wordt gelogd en in machinaal gegenereerde standaardverklaringen wordt vastgelegd opdat de rechter – mocht dit nodig zijn – de e-betekening kan controleren.

Drs. J.W. van Wetten

Drs. J.W. van Wetten is beleidsadviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven.