Platform Modernisering Strafvordering

Pmsv

Rubrieken

Voorlopige vrijheidsbeperking vooropgesteld04/2018

Mr. dr. S. Meijer
Trefwoorden: voorlopige vrijheidsbeperking, voorlopige hechtenis, schorsing, Modernisering Strafvordering, ultimum remedium

    De regeling van de voorlopige hechtenis verandert mogelijk ingrijpend, blijkens het conceptwetsvoorstel tot vaststelling van Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. De rechter krijgt ingevolge dit voorstel de mogelijkheid om in plaats van de voorlopige hechtenis de voorlopige vrijheidsbeperking te bevelen en de schorsing van de voorlopige hechtenis komt te vervallen. De ultimum remedium-gedachte rechtvaardigt dat gekozen wordt voor een systeem waarin de voorlopige vrijheidsbeperking voorop staat. Dat stelsel geniet ook op Europees niveau de voorkeur. De keuze voor dit systeem is evenwel niet geheel zonder risico’s en het vooropstellen van de voorlopige vrijheidsbeperking zal de praktijk ook voor nieuwe uitdagingen stellen. In deze bijdrage worden deze risico’s besproken en wordt een aantal aanbevelingen gedaan tot aanpassing van het voorliggende conceptwetsvoorstel.

Mr. dr. S. Meijer

Mr. dr. S. Meijer is universitair docent straf(proces)recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam, raadslid van de afdeling Advies Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming en rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Amsterdam.

Berecht kwetsbare verdachten a.u.b. alleen volwaardig04/2018

Mr. dr. M.J.F. van der Wolf
Trefwoorden: psychisch gestoorde verdachten, procesonbekwaamheid, procedurele waarborgen, opname in een psychiatrisch ziekenhuis, opportuniteitsbeginsel

    Een bekende juridische publicist schreef onlangs dat alleen ‘volwaardige’ verdachten zouden moeten worden berecht door de Nederlandse rechter. Hij beschrijft dat de mogelijkheden die het Openbaar Ministerie ter beschikking staan om op grond van het opportuniteitsbeginsel en procesonbekwaamheid psychisch gestoorde verdachten buiten de strafrechter om te laten opnemen, zelden worden gebruikt. In dit artikel worden ontwikkelingen in juridische doctrine en wetgeving beschreven die zullen leiden tot meer aandacht voor kwetsbare verdachten. Daardoor zullen weliswaar meer kwetsbare verdachten het strafproces in geleid worden maar het betekent ook minder ingrijpende maatregelen om procesonbekwaamheid aan te pakken waarbij een belangenafweging plaatsvindt ten aanzien van het recht op een eerlijk proces. Niet de beklaagden moeten ‘volwaardig’ zijn, maar het proces, namelijk door procedurele waarborgen toe te passen die een eerlijk proces zullen opleveren.

Mr. dr. M.J.F. van der Wolf

Mr. dr. M.J.F. (Michiel) van der Wolf is universitair hoofddocent Strafrecht en forensische psychiatrie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, universitair docent Strafrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Amsterdam.

Het dossier als fundament voor de rechterlijke beslissing04/2018

D.A.G. van Toor PhD LLM BSc
Trefwoorden: Het strafdossier, Rechterlijke voorbereiding, Processtukken, Bevooroordeeld, Oordeelsvorming

    Het dossier speelt in het Nederlandse strafprocesrecht een centrale rol. Zonder het dossier kunnen de snelheid en de efficiëntie van het huidige (en toekomstige) strafproces niet worden gewaarborgd. De processtukken zijn leidend tijdens de voorbereiding van de rechters en de griffier voorafgaand aan en tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Deze werkwijze – het voorbereiden van het onderzoekt ter terechtzitting aan de hand van het dossier – volgt niet dwingend uit enige wettelijke bepaling. De rechterlijke voorbereiding van het onderzoek ter terechtzitting aan de hand van het dossier krijgt weinig aandacht in de rechtswetenschappelijke literatuur en het rechtspsychologische experimentele onderzoek. Hiervoor zou meer aandacht moeten bestaan omdat uit het wel beschikbare experimentele onderzoek blijkt dat de voorbereiding op basis van het dossier significante invloed heeft op het uiteindelijke rechterlijke oordeel. In deze bijdrage staat de kwestie centraal of de Modernisering van het Wetboek van Strafvordering aanpassingen in het wettelijk kader betreffende het dossier voorziet, en of deze aanpassingen veranderingen teweegbrengen in het gebruik van het dossier ten behoeve van de voorbereiding van het onderzoek ter terechtzitting.

D.A.G. van Toor PhD LLM BSc

D.A.G. (Dave) van Toor PhD LLM BSc is verbonden als wetenschappelijk medewerker Straf(proces)recht & Criminologie aan de Universität Bielefeld (Duitsland). Daarnaast is hij als research fellow verbonden aan het Onderzoekscentrum voor Staat en Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij was van september 2016 tot juni 2017 als buitengriffier werkzaam bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (locatie Breda).

KEI is dood, lang leve KEI!? Over de invloed van de digitalisering op het denkproces van griffiers en rechters06/2018

D.A.G. van Toor PhD LLM BSc
Trefwoorden: digitalisering, werkwijze van rechters, denken met handen

    De wetgever zet in de modernisering van het Wetboek van Strafvordering in op het digitaliseren van het strafproces. Volgens de Raad voor de rechtspraak is digitalisering van juridische procedures ‘een onontkoombare ontwikkeling die maatschappelijk zeer gewenst is’. In de discussie over de digitalisering van juridische procedures wordt echter geen aandacht besteed aan het feit dat het ‘denken met handen’ en ‘denken met het hoofd’ geen alternatieve werkwijzen maar complementaire werkwijzen zijn.

D.A.G. van Toor PhD LLM BSc

D.A.G. (Dave) van Toor PhD LLM BSc is als wetenschappelijk medewerker Straf(proces)recht & Criminologie verbonden aan de Universität Bielefeld (Duitsland). Daarnaast is hij als research fellow verbonden aan het Onderzoekscentrum voor Staat en Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen.

‘Keeping up appearances’? De verschijningsplicht van de verdachte bij de terechtzitting en de uitspraak06/2018

Mr. dr. M. van Noorloos
Trefwoorden: aanwezigheidsrecht, verschijningsplicht, onschuldpresumptie, slachtoffers

    De modernisering van het Wetboek van Strafvordering is aangegrepen om een principieel vraagstuk uit de regeling over de berechting te herzien: de verplichte aanwezigheid van de verdachte bij het onderzoek ter terechtzitting en bij de openbare uitspraak. In deze bijdrage wordt onderzocht wat de inhoud en achtergrond van deze voorstellen zijn en wordt een oordeel gegeven over deze verschijningsplichten in het licht van de verschillende rationales die een verschijningsplicht zou kunnen vervullen – rationales die op hun beurt voortvloeien uit de functies van het straf(proces)recht. Daarbij wordt ook ingegaan op de mogelijke neveneffecten en de risico’s voor fundamentele rechten (met name de onschuldpresumptie).

Mr. dr. M. van Noorloos

Mr. dr. M. (Marloes) van Noorloos is universitair hoofddocent straf(proces)recht aan Tilburg University