In het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering werd afgelopen zomer een interessant wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend: de ‘Innovatiewet Strafvordering’. Deze innovatiewet heeft namelijk als doel om alvast ervaring op te doen met een zestal procedures, bevoegdheden en instrumenten waarvan het de bedoeling is dat die te zijner tijd een plaats krijgen in het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Op een na (waarover later meer) staan alle procedures die in de Innovatiewet Strafvordering staan ook in de in 2020 openbaar gemaakte ambtelijke versie van het Wetsvoorstel tot vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Daaruit kan worden afgeleid dat de regering van vijf van de zes procedures al weet dat zij deze onderwerpen in het nieuwe Wetboek van Strafvordering wil opnemen. Het opdoen van ervaring is erop gericht om eventuele ‘kinderziektes’ in de nieuwe procedures vroegtijdig aan het licht te laten komen en te verhelpen.
Het project Modernisering Strafvordering beoogt de vervolgingsbeslissing op meerdere punten te wijzigen. Dat geldt echter niet voor de manier waarop het hof in beklagzaken de beslissing tot niet-vervolging moet toetsen. De toetsingsomvang blijft waarschijnlijk het beste als ‘vol’ te karakteriseren, hoewel andere interpretaties niet zijn uitgesloten. Deze bijdrage werpt een blik op eerdere discussies over de toetsingsomvang in beklagzaken. Verder wordt, aan de hand van een beschouwing van de procedure van administratief beroep, het argument verworpen dat in beklagzaken een marginale toetsing zou moeten worden gehanteerd vanwege het feit dat de beklagprocedure gelijkenis vertoont met bestuursrechtelijke procedures.
Dat het verlofstelsel van artikel 410a Sv wordt afgeschaft, is zo goed als zeker. Vrijwel niemand zal er rouwig om zijn. Met de afschaffing van het verlofstelsel in hoger beroep verdwijnt het fenomeen verlofstelsels in het algemeen echter niet van het toneel. Sterker nog, het in de modernisering voorgestelde gematigde grievenstelsel in hoger beroep draagt de kiemen voor een nieuw verlofstelsel in zich. De vraag is: moet het conceptwetsvoorstel voor Boek 5 van het Wetboek van Strafvordering over rechtsmiddelen worden aangevuld met een nieuw verlofstelsel, nu wél behoorlijk vormgegeven?