In dit artikel staat de vraag centraal in hoeverre opsporingsautoriteiten op basis van de relevante gezichtspunten/factoren voor stelselmatigheid en bezien in het licht van de huidige technische mogelijkheden van een webcrawler de mate van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer kunnen inschatten en de aard en ernst van die inbreuk zoveel mogelijk kunnen beperken.
In het nieuwe wetboek worden ‘nieuwe’ opsporingsbevoegdheden geïntroduceerd die normaal gesproken openlijk worden toegepast maar straks ook heimelijk mogen worden ingezet. Het betreft het vergelijkend vingerafdrukken- en handpalmonderzoek, het handschrift- en stemvergelijkend onderzoek, inbeslagneming van voorwerpen en de inzet van daartoe strekkende steunbevoegdheden, het bij gelegenheid van een doorzoeking of betreden van plaatsen overnemen van gegevens en het bevel tot verstrekken van gegevens. In het artikel wordt aangegeven dat de invoering van deze bevoegdheden noodzakelijk en ook wenselijk is, waarbij de wettelijke regeling bovendien voldoet aan de eisen die daaraan door het EHRM worden gesteld. Het voordeel van codificatie is bovendien dat waar het nu vaak om een ongeregelde praktijk gaat, door codificatie duidelijk wordt onder wiens gezag de toepassing van de bevoegdheid valt en aan welke voorwaarden moet zijn voldaan voordat de bevoegdheid mag worden toegepast.
De Commissie-Koops heeft onderzocht of het conceptwetsvoorstel Boek 2 voldoende rekening houdt met het digitale tijdperk anno 2018 en in de nabije toekomst. Dit artikel is een beschouwing op het rapport van de Commissie, waarbij de aanbevelingen met betrekking tot openbronnenonderzoek en het beslag op gegevensdragers uitgebreid besproken worden. Daarnaast wordt ingegaan op het fenomenen van de ‘dataficering’ van het opsporingsproces. In het artikel wordt antwoord gegeven op de vraag welke bijdrage het rapport heeft geleverd aan de modernisering van het Wetboek van Strafvordering.